Nehalennia-tempel laat Romeinse tijd herleven
Nehalennia-tempel laat Romeinse tijd herleven
Artikel uit Provinciale Zeeuwse Courant van 10-07-2001
door Rinus Antonisse
Voorjaar 1970 haalde schipper K. Bout met zijn viskotter Tholen 6 uit de Oosterschelde bij Colijnsplaat een ongewone vangst op: enkele steenblokken met inscriptie en een beeltenis. Het was het begin van wat leidde tot een buitengewoon rijke collectie Romeinse stenen monumenten. Het zijn offergaven aan de godin Nehalennia, afkomstig van een tempel die daar in de Romeinse tijd heeft gestaan en later door de zee is verzwolgen.
In het Duitstalige boek - maar voorzien van een ruime Nederlandse samenvatting - Nehalennia Römische Steindenkmäler aus der Oosterschelde bei Colijnsplaat worden de stenen monumenten besproken. De in 1996 overleden Nijmeegse hoogleraar J. Bogaers bewerkte de inscripties. Zijn gegevens zijn uitgewerkt en aangevuld met latere vondsten door P. Stuart, oud-conservator van het Rijksmuseum van Oudheden in Leiden, die van meet af aan nauw bij de ‘opgravingen’ naar Nehalennia betrokken is.
Helemaal onbekend was de inheemse godin die bij Colijnsplaat werd vereerd niet. Al in 1647 (en later) werden stenen monumenten met inscripties gevonden op het strand van Domburg. Ook die hoorden bij een tempel, waarvan de restanten lang na de Romeinse tijd door de duinen zijn ondergestoven. De stenen - altaren en beelden - werden in de kerk van Domburg opgeslagen, waar de meeste in 1848 door brand zijn verwoest.
Kleiplateau
De vindplaats bij Colijnsplaat ligt op een diepte van 25 meter in de Oosterschelde. Het is een kleiplateau van ongeveer 400 bij 400 meter, aan de noordkant begrensd door zandplaat de Vuilbaard. De boven water gebrachte Romeinse oudheden zijn in drie groepen te onderscheiden: gebruiksvoorwerpen (stukken molenstenen en aardwerkfragmenten), bouwmateriaal (veel dakpannen) en stenen monumenten. De meeste stenen zijn nagenoeg geheel gaaf en dat maakt het mogelijk veel over de schenkers ervan te weten te komen.
Een tipje van de sluier die over het leven in Zeeland van 1800 jaar geleden hangt, kan worden opgelicht. De vondsten brengen het leven van de mensen in die tijd dichterbij. Het oudste altaar dateert uit 188 en is geofferd door M. Ottinius Frequens. Het jaartal kan zo nauwkeurig worden bepaald, omdat de laatste regel van de inscriptie de namen bevat van de in dat jaar heersende Romeinse consuls, Seius Fuscianus en Servilius Silanus. Ze deden dat beiden voor de tweede keer, zoals het cijfer II achter hun namen aangeeft. Het jongste gedateerde is van 227.
Alle altaren hebben een inscriptie, sommige bovendien in een nis een afbeelding van de godin. Zij zit op een bank of troon en heeft een schaaltje of mandje met vruchten (appels) op haar schoot. Op de grond staat ook een mand appels en aan de andere kant is een hond afgebeeld. Nehalennia’s kleding bestaat uit een lang gewaad, met daarover heen een mantel met een schoudermanteltje. Een variant is een staande Nehalennia, met de linkervoet op de voorsteven van een schip en een scheepsroer in de rechterhand. De zijkanten zijn bij de meeste exemplaren versierd, vooral afbeeldingen van bomen en hoornen van overvloed. Op enkele zijkanten zijn personen afgebeeld, meestal de vereerders van de godin.
Enkele altaren uit de Oosterschelde hebben veel gelijkenis met vondsten uit Domburg. Het kan niet anders of er is sprake van wederzijdse beïnvloeding. Secundinius Silvanus liet zowel in het heiligdom van Domburg als dat van Colijnsplaat een monumentaal altaar oprichten, met een identieke inscriptie. Soms koos van twee familieleden de een de tempel van Domburg uit om er zijn altaar op te richten, de ander die van Colijnsplaat. Daaruit blijkt dat de tempels minstens een tijdlang gelijktijdig bestonden.
De naam Nehalennia wordt bijna altijd voorafgegaan door de tekst deae, aan de godin. De namen van degenen die de altaren hebben geschonken, leveren buitengewoon veel gegevens op over herkomst, verwantschap, woonplaats en beroep. Verreweg de meesten dragen de drie namen die gebruikelijk zijn bij Romeinse burgers. Groothandelaren en zeevarenden voeren de boventoon, van wie velen uit Keulen kwamen.
Dat wijst duidelijk op de functie van het heiligdom: het werd vooral bezocht door handelaren. Enkele schenkers noemen zich handelaren in vissaus. In een te Aardenburg opgegraven randfragment van een grote voorraadpot is het woord allec gekrast, wat een aanwijzing kan zijn voor de bereiding van vissaus niet ver van de Nehalennia-tempel. Vaak wordt het motief voor de schenking genoemd: voor zichzelf en de zijnen, opdat de koopwaar behouden moge blijven, voor het behoud van de schepen. De gangbare afsluiting van de inscriptie is: heeft zijn gelofte ingelost, gaarne en terecht/met reden.
In de buurt van de Zeeuwse Nehalennia-tempels was een druk verkeer van groothandelaren, reders en zeevarenden uit Germania, Gallia en Britannia. Dit is ondenkbaar zonder de aanwezigheid van havens en factorijen of filialen van grote handelsondernemingen. In de nabijheid van de tempels zijn ongetwijfeld nederzettingen ontstaan waarin degenen woonden die met de heiligdommen en het havenbedrijf te maken hadden: bloeiende centra van religie en handel. Aangenomen kan worden dat veel altaren ter plekke werden gemaakt, volgens voorschriften die speciaal golden voor het afbeelden van Nehalennia - als voorspoedsgodin en beschermster van zeevarenden - in het heiligdom Colijnsplaat.
Nehalennia Römische Steindenkmäler aus der Oosterschelde bei Colijnsplaat. Door P. Stuart en J. E. Bogaers. Band I teksten, band II afbeeldingen. Uitgave Rijksmuseum van Oudheden, Leiden. Prijs € 159,50.
Gerelateerde Artikelen
Overzicht van heidense symbolen
Overzicht van heidense symbolen Het volgende is een overzicht van symbolen en onderwerpen die binnen …
De valknut: betekenis, vindplaatsen en verband met Wodan
De valknut: knoop van de doden en Wodans symbool Door Joris Magusanus Inleiding De valknut …
Boekenrecensies — Overzicht van vertalingen en werken
Boeken recensies Hieronder een overzicht van vermeldingen en vertalingen met betrekking tot de …