Over de oorsprong en betekenis van de runen
Over de oorsprong en betekenis van de runen
door Boppo Grimmsma
Inleiding
De oorsprong van de runen is nog steeds in nevelen gehuld. Dat wil zeggen, er is nog steeds geen theorie die in alle opzichten een bevredigend antwoord geeft.
In de zestiende eeuw ging men van een Saraceense oorsprong uit. En in de 17e eeuw, bijna onvermijdelijk met de bijbelse traditie uit die tijd, ging de wetenschap ervanuit dat het runenschrift een Hebreeuwse oorsprong had.
In de 20e eeuw zijn vier oorsprongstheorieën uitgewerkt: een Latijnse-, een Griekse-, een Etruskische- en een Indo-europese theorie.
Het runenschrift is waarschijnlijk ergens in de eerste eeuwen rond het begin van onze jaartelling door Germanen bedacht met het Latijnse schrift als voorbeeld. De uitvinding van de runenreeks kan waarschijnlijk aan één persoon toegeschreven worden. De wetenschap leidt dit af uit het feit dat de bijzondere volgorde van de runen (het futhark) al vanaf het eerste moment volledig ontwikkeld is.
De Edda verhaalt ook over de oorsprong van de runen, en die versie komt op een prachtige wijze overeen met wat de wetenschap ontdekt heeft.
De oorsprong der runen volgens de Edda
Ik weet dat ik hing
aan de windige boom
negen nachten lang,
door de speer gewond
aan Odin gewijd
zelf aan mij zelf,
aan de wereldboom
waarvan niemand weet
uit welke wortels hij groeit
Zij gaven mij brood
noch boden mij drank
ten slotte spiedde ik omlaag;
nam de runen op,
nam ze roepend op:
ik viel vervolgens eraf
Deze twee strofes uit de Edda (114 en 115 uit Het Lied van de Hoge) gaan over Odins zelfoffer om de runenwijsheid te verkrijgen. Opvallend is dat, ondanks dat de runen van de goden afstammen, ze niet door de goden verzonnen zijn. Odin spied namelijk omlaag alwaar hij de runen ziet liggen. De runen bestaan dus al.
In strofe 43 van het “Lied van Wafthrudnir” geeft de reus Wafthrudnir Odin antwoord op zijn vraag waar zijn runenwijsheid vandaan komt. De reus antwoord:
Van de runenwijsheid
der reuzen en goden
weet ik de waarheid wel,
wjl in elke wereld ik was:
ik zag negen werelden
tot Niflhel toe;
daar hebben de doden hun huis.
De sleutel tot de kennis van de runen bevindt zich dus in het rijk der doden. Alleen door te sterven en te herrijzen kan men inzicht krijgen in de betekenis der runen. Bovenstaande strofen zullen ongetwijfeld de mythische tegenhanger zijn van een Germaans initiatieritus waarbij de kennis van de runen van een runenmeester op zijn leerling overgedragen werd.
De oorsprong van de runen volgens de Wetenschap
De oorsprong van de runen is al sinds het begin van de 16e eeuw een twistpunt van wetenschappers.
De oudste tot nog toe gevonden runen dateren uit de tweede eeuw n.o.j. en zijn in Denemarken gevonden. Omdat het runenschrift toen reeds volledig ontwikkeld was gaan wetenschappers ervan uit dat het enkele eeuwen eerder ontstaan is, gedacht wordt aan het ontstaan rond het begin van onze jaartelling. Deze datering is een “educated guess” en kan dus met iedere nieuwe runenvondst te niet gedaan worden.
Het Griekse schrift is rond 900 v.o.j., het Etruskische rond 700 v.o.j. en het Romeinse rond 600 v.o.j. ontstaan. In het zuiden waren dus volkeren met een schriftcultuur en in het noorden volkeren zonder. Het ligt voor de hand dat het runenschrift ontstaan is uit het contact van de Germanen met een van de volkeren uit het mediterraanse gebied. Bovendien is de vormovereenkomst tussen de runen en de tekens uit de klassieke alfabetten overduidelijk.
Er zijn tot nu toe drie theorieën aangaande de oorsprong van de runen ontwikkeld: een “Latijnse”; een “Griekse” en een “Etruskische” theorie. Een vierde theorie, die tegenwoordig niet meer serieus genomen wordt, is die van een “oer-runensysteem” (Indo-europees) dat ten grondslag gelegen heeft aan het Etruskische, Latijnse, Griekse en Germaanse schrift.
Geen van de drie theorieën heeft de een absolute meerderheid aan wetenschappers van z’n gelijk kunnen overtuigen.
Bij het zoeken naar een oplossing lopen wetenschappers telkens tegen twee problemen aan. Ten eerste komen de vorm van de rune en de te verwachten klankwaarde vaak niet overeen. De theorie om die discrepantie te verklaren is dan vaak geforceerd. Ten tweede komt een groot deel van de volgorde van de runenrij (het futhark) niet overeen met de volgorde van de letters in het klassieke alfabet.
Naast de aparte volgorde van de runenrij, is er het feit dat die volgorde al vanaf de eerste runenvondsten aanwezig. Sommige wetenschappers concluderen hieruit dat de uitvinding van de runenreeks waarschijnlijk aan één persoon toegeschreven worden.
Een Latijnse oorsprongstheorie
In 1996 publiceert Henrik Williams in het verzamelwerk Frisian runes and their neighbouring traditions een artikel met als titel The origins of the runes. Op een hele elegante manier verklaart hij de vorm/klankwaarde verschillen tussen de runen en het Latijnse alfabet.
Hij laat daarbij een methodiek van onderzoeken los die tot dan toe door runologen gehanteerd werd, te weten: “als klank en vorm van een rune en een letter uit het alfabet niet overeenkomen, moet de rune of een nieuwe uitvinding zijn, of er wordt gezocht naar een letter met de dichtstbijzijnde klankwaarde, waarbij de vormverschillen tussen rune en letter verklaard worden”. Henrik Williams laat de relatie tussen klank en vorm los, en verklaart op een andere manier de verschillen tussen sommige runen en letters. letterlijk zegt hij: “shape alone determines the formal origins of the runes”.
Henrik Williams gaat ervan uit dat de runen uitgevonden zijn rond onze jaartelling (met een uitschieter naar boven of naar beneden van een eeuw). De meest dominante cultuur van dat moment was die van het Romeinse Rijk, dus wordt als inspiratiebron voor de runen het Latijn in kapitale letters van de Romeinen verondersteld.
Bij het vergelijken van de Latijnse letters (23 stuks) met de runen, hebben alle letters een rune die in vorm (dus niet in klank) overeenkomt; met uitzondering van de E. Er zijn in totaal 24 runen, één meer dan het Latijnse alfabet. Voor de D rune is een geheel nieuw teken verzonnen (twee staande driehoeken die aan de punt verbonden zijn). Wat vorm én klank betreft, komen 12 runen en letters precies overeen.
In het tweede deel van zijn betoog werkt Henrik Williams uit hoe runen en letters verwisseld zijn in vorm- en klankovereenkomst. De oorzaak daarvan ligt vooral in het feit dat de ene taal andere klanken gebruikt dan de andere. De Germaanse taal gebruikt er zes meer dan de Latijnse. En vijf letters in het Latijn zijn overbodig in de Germaanse taal.
Waarom de klankwaarden verplaatst zijn is nog niet duidelijk.
Een Etruskische oorsprongstheorie
Een aanhangster van de Etruskische theorie is de Nederlandse wetenschapper Tineke Looijenga. In haar proefschrift Runes around the North Sea and on the Continent A.D. 150-700 schrijft Tineke Looijinga dat de eerste runenmakers ook gezocht moeten worden in de buurt van een andere schriftcultuur. Zij wijst dan naar de limes (de grens van Romeinse rijk en de vrije Germanen) en dan specifiek het gebied in het Rijnland waar de Ubiërs woonden. Ze komt tot deze conclusie, doordat er op veel van het oudste ‘Scandinavische’ runenmateriaal West-Germaanse persoonsnamen voorkomen. Deze persoonsnamen blijken bovendien afgeleid te zijn van stamnamen van Germanen die langs de Rijn woonden (wagnijo → Vangiones; nithijo → Nidenses; harja → Harii).
De runen zijn volgens haar overgenomen van een Noord-Italiaans (Etruskisch) alfabet en in loop van de eerste eeuw n.o.j. in het Rijngebied ontwikkeld. Het Etruskische voorbeeldschrift kan geïntroduceerd zijn door Noord-Italiaanse soldaten die in het Rijnland gebied woonden, of door Germaanse soldaten die in Romeinse dienst waren. De bestaande wapenhandel tussen de Rijnstreek en het Scandinavische gebied heeft ervoor gezorgd dat de oudste runenobjecten in het noorden terechtkwamen.
Veel wetenschappers wijzen de Etruskische theorie af. De Etruskische taal was namelijk geen Indo-Europese taal wat in sommige aspecten ontlening moeilijker maakt. Bovendien waren de Etruskische alfabetten al voor het begin van de jaartelling in het Alpengebied vervangen door het Latijnse, wat ontlening door de Germanen in tijd en plaats problematisch maakt.
Een Griekse oorsprongstheorie
Aanhangers van deze theorie gaan ervan uit dat de Germanen in de derde eeuw na onze jaartelling in contact gekomen zijn met de Grieken en van hun het schriftsysteem afgekeken hebben. De Goten zouden vervolgens het futhark over Noordwest-Europa verspreid hebben.
Deze theorie heeft een chronologisch manco daar de eerste runen al uit de 2e eeuw na onze jaartelling stammen, en in Noord-Europa gevonden zijn.
De theorie van de “oer-runen”
Bij deze theorie stammen de runentekens (evenals de letters uit de Griekse, Latijnse en Etruskische schriftsystemen) af van overoude Indo-europese symbolen. Deze symbolen zouden al duizenden jaren voor onze jaartelling een runensysteem gevormd hebben. De Duitse wetenschapper Gustaf Neckel verdedigde deze theorie in het artikel “Die Runen” uit 1937.
Hoe aantrekkelijk deze theorie uit ook klinkt, er is nergens een spoor van dit Indo-europese schrijfsysteem te vinden. Die enkele symbolen op archeologische vondsten, die in vorm overeenkomen met runen, wijzen niet op een volledig ontwikkeld schriftsysteem.
We dienen ook te bedenken dat in de evolutie van een schriftsysteem, men begint met het afbeelden van voorwerpen, vervolgens krijgt men een lettergrepensysteem en als laatste stadium het alfabet. Deze evolutie is bij de runen niet met vondsten aantoonbaar.
Wel aannemelijk is dat enkele Germaanse symbolen uit de bronstijd in de runenreeks opgenomen zijn. Het betreft dan vooral runen (bijv. de “ng”-rune) die niet uit een alfabet afgeleid kunnen worden.
Betekenis van het woord rune
Ons woord rune ‘Germaans schriftteken’ is ontstaan uit het Nieuwhoogduitse woord rune. Dit woord werd ontleend uit het Scandinavisch, en dan vooral uit de geschriften van Ole Worm (2e helft van de 17e eeuw).
In het Oudnoors betekent het woord rûn ‘geheim, toverteken, runeteken’. In het Oudengels bestaat het woord rûn, in het Oudsaksisch, Oudhoogduits en Gotisch rûna. Beide woorden betekenen zoveel als ‘geheim, geheime beraadslaging’.
Ook het Oudiers kent het woord rûn ‘geheim’, hetgeen wijst op het ontstaan van het woord in een Keltisch-Germaanse cultuurgemeenschap.
In meerdere talen komt ook een werkwoordsvorm van rune voor. In het Nieuwhoogduits kennen we raunen ‘fluisteren’, in het Middelnederlands rûnen ‘fluisteren’. Het woord ruinen betekent zoveel als ‘mompelen, pruttelen’. Jan de Vries wijst erop dat magische formules, en die waren vaak in runen opgesteld, gemurmeld werden.
Volgens Tacitus wierpen de Germanen met tekens besneden staafjes om het lot te voorspellen. In het Grieks bestaat het woord ereunaô dat ‘uitvorsen’ betekent. Uit deze twee feiten valt af te leiden dat het woord rûna betrekking heeft op ‘het uitvorsen van een goddelijke raadsbesluiten of van het noodlot’.
De runenmeesters noemden de runen vaak een staf. Daarbij onderscheidden ze een runstaf ‘runeteken’ en een bokstaf ‘Latijnse letter’. Het woord ‘bokstaf’ komt terug in het Nederlandse woord boekstaven. Dat is afgeleid van het verloren gegane woord boekstaaf; dit betekent letterlijk beukestaafje. Het woord staf slaat op stand van de runetekens; die hoofdzakelijk uit rechte verticale lijnen (staafjes) bestaan.
Runennamen
Elke rune heeft naast een klank- ook een begripswaarde. De ‘f’-rune heeft bijvoorbeeld als naam ‘fehu’ (vee/geld/rijkdom). We kennen de runennamen uit een aantal handschriften, bijvoorbeeld de zogenaamde runengedichten. Helaas stammen deze geschriften niet uit de heidense periode maar uit de middeleeuwen. Enige voorzichtigheid bij de interpretatie van de inhoud is dus geboden.
Er zijn runengedichten bekend uit het Oudnoors (16 runen) en het Angelsaksisch (33 runen). Ook de namen van de letters van het Gotische alfabet vertonen overeenkomsten met de runennamen. De verschillende bronnen wijzen erop dat de runennamen een gemeenschappelijke Germaanse voorvader hebben. Wolfgang Krause heeft een reconstructie gemaakt van de Germaanse oervorm. Van de 24 zijn 20 runennamen met grote zekerheid terug te leiden (zie fig.1).
Het is mogelijk dat de namen van de runen in verzen (runengedichten) verwerkt zijn om ze beter te kunnen onthouden. Deze runengedichten zijn ons echter ook alleen uit christelijke tijd (9e eeuw) overgeleverd.
Geschriften waarin runennamen overgeleverd zijn o.a.:
- Abecedarium Nordmannicum in Sankt Gallen, uit de 10e eeuw, behandelt de 16 tekens van het ‘Jong Futhark’. De namen gaan waarschijnlijk terug tot de 9e eeuw.
- Een handschrift in Leiden uit de 10e eeuw, behandelt de 16 tekens van het ‘Jong Futhark’, en gaat waarschijnlijk terug op overleveringen van rond het jaar 800 n.o.j.
- Een manuscript in Wenen met letters van het Gotische Alfabet met daaraan toegevoegd runennamen.
- In een geschrift in het Brits Museum staan Deense runennamen van rond 1000 n.o.j. Het z.g.n. Cod. Cotton. Galba A2.
Op twee runen na (de ‘z’ en de ’ng’) is de eerste klank van de runennaam gelijk aan de klankwaarde van de letter. De ‘f’-rune heeft bijvoorbeeld als naam ‘fehu’ (vee). Dit principe heet acrofonie.
fig.1 Voorbeelden van Runennamen
Achterliggende betekenis van de runennamen
Bijna alle runennamen uit het ‘Oude Futhark’ zijn religieus te verklaren. Bijna, want de eerste en de laatste rune, de fehu- en othalan-rune, hebben met bezit te maken. Fehu betekent ‘vee’/‘bezit’ (roerend goed) en othalan betekent ’erfbezit’ (onroerend goed). De betekenis van de P-rune -pertho- is niet te verklaren.
Wolfgang Krause deelt de runen in zes ‘religieuze’-groepen in:
| Categorie | Voorbeelden |
|---|---|
| Antropomorfe wezens: | reus; ase; Tyr; man en Ing. |
| Theriomorfe wezens: | oeros; eland en paard |
| Cultische planten: | taxus; berk en look |
| Weersverschijnselen: | hagel; ijs; (goede) jaar; zon; dag |
| Schade brengende, ongrijpbare machten: | zweer; noodlot |
| Overige met de cultus samenhangende verschijningen: | rit/wagen; gift; verrukking |
Wetenschappers hebben veel gespeculeerd over de achterliggende betekenis van de runennamen, en de raadselachtige volgorde van het Futhark. Een steekhoudende verklaring is nog niet gevonden. Twee verklaringen die het meest geloofwaardig overkomen zijn die van de Vlaamse geleerde Van Langenhove en die van de Zweedse geleerde Agrell.
Van Langenhove verklaart de betekenis van het runensysteem door een constructie die gebaseerd is op een religieuze en kosmogonische wereldbeschouwing. De runenrij zou een kosmische geheimleer bevatten. Volgens Jan de Vries blijven er nog te veel lacunes om deze verklaring te accepteren.
Agrell heeft een magisch-religieuze constructie bedacht, waarbij de runenrij vergeleken wordt met de mystieke betekenis die het Alfabet in de Vooraziatische Mithrasdienst had. (De Romeinse soldaten hadden het Mithraïsme uit Iran in de 2e eeuw naar het Rijngebied gebracht.) Er zijn merkwaardige overeenstemmingen tussen de getalsmystiek van het Alfabet in het Mithraïsme en de volgorde en betekenis van de runen. Wederom blijven er volgens Jan de Vries toch te veel vraagtekens om deze verklaring te aanvaarden.
Gebruikte literatuur
Düwel, K., Runenkunde, Tübingen, 1983
Krause, W., Runen, Berlin, 1993²
Page, R.I., Runen, Fibula, 1989
Philippa, M. en Quak A., Runen, een Helder Alfabet uit Duistere Tijden, Rap, 1994
Vries, de J., Etymologisch Woordenboek, Aula-Boeken, Utrecht/Antwerpen, 19645
http://www.inghist.nl/Onderzoek/Projecten/BWN/lemmata/bwn2/vriesjpml, De Namen der Runen, tijdschrift Hamer, juni 1943
Crossley-Holland K., Norse Myths, Gods of the Vikings, Penguin Books, 1993
Krause W., Runen, Walter de Gruyter, Berlijn, 1993
Looijenga T., Runes around the North Sea and on the Continent A.D. 150-700, ssg uitgeverij Groningen 1997
Morris R. L., Runic and Mediterranean Epigraphy, supplement nummer 4 van NOWELLE, gepubliceerd door Odense University Press, Denemarken, 1988
Neckel G., Runen, in Vom Germanentum, Otto Harrassowitz, Leipzig, 1944
Philippa M., e.a., Runen een Helder Alfabet uit Duistere Tijden, Rap, Amsterdam, 1994
Vries, de J., Edda, Elsevier, Amsterdam, 1943
Williams H., The origins of the runes, in Frisian runes and their neighbouring traditions, bewerkt door Looijenga en Quak, Amsterdamer beiträge zur Älteren Germanistik, Amsterdam, 1996
Terug
Gerelateerde Artikelen
Geschiedenis — Overzicht van historische en mythologische onderwerpen
Geschiedenis: Friezen, Franken, Saksen en vroege verhalen Een overzicht van artikelen over vroege …
Heidense activiteiten en verslagen
Heidense activiteiten en verslagen Van tijd tot tijd organiseren leden van Nederlands Heidendom …
De zwanen op het ûleboerd — herkomst, functie en betekenis
De zwanen op het ûleboerd door Boppo Grimmsma (Dit onderwerp is uitgewerkt en verdiept in het …