Midzomer en het Sint Jansfeest — Balder en het Sint Jansvuur
Midzomer en het Sint Jansfeest
SINT JAN.
(Uit Nederlandsche Volkskunde, Nood-Holland en Utrecht, 1931)
Balder was de Zonnegod, de god van al het lichte, schoone en goede. Hij woonde in de glanzende burg Breidablik. Hij streed zijn altijd durende strijd tegen het kwade en de duisternis. In de winter lag Balder onder. Maar hij gaf zijn strijd nooit op. En als het voorjaar kwam, begon hij langzaam maar zeker te winnen. Steeds vroeger verscheen hij boven de horizont op zijn gouden wagen, altijd later reed hij langzaam, aarzelend heen. En eindelijk, midzomer, was zijn glorie ten top gestegen. Balder heerschte en vierde, stralend aan de heldere zomerhemel, zijn overwinning. En de Germanen vierden met groote vuren en rijke offers zijn feest, het Midzomerfeest. De predikers brachten een gedenkdag mee, die omstreeks diezelfde tijd viel. ’t Was de geboortedag van Johannes den Dooper, die een half jaar voor Jezus geboren werd. Zijn feest viel dus ook een half jaar voor Kerstmis. ’t Ging met het midzomerfeest als met alle andere heidensche feesten. Ze moesten wijken voor Christelijke. En het Midzomerfeest verdween ook. Of … eigenlijk, het verdween niet. De naam werd veranderd. Maar al de heidensche gewoonten bleven. ’t Feest werd dus alleen maar omgedoopt. En zoo werd tot voor korte tijd, nog ieder jaar eigenlijk, Balder, de Zonnegod, herdacht op Sint Jan. Ons heele land door hebben iedere zomer, op de avond van 23 Juni, de Sint Jansvuren geschitterd op heuvels en terpen en dijken. Reeds dagen te voren liepen de jongens rond om brandstoffen op te zamelen. Dan zongen zij:
“Wij zullen hout gaan dragen,
Wij zullen turref vragen,
Wij willen vroolijk vieren,
Al op Sint Jans manieren,
Bij dagen en bij nachten,
Gelijk wij jaren plachten.”
’s Avonds, als de avondster zichtbaar werd, kwam het heele dorp bij de houtmijt bijeen. Vroeger had een priester der Germanen vuur gemaakt, door twee stukken hout snel tegen elkander te wrijven. Nu deed het een van de dorpelingen met een vuurslag. Haardvuur mocht niet gebruikt worden. Dat was niet rein genoeg. ’t Was doodstil, als de vonken sprongen in de dorre bladeren en een klein, klein vlammetje omhoogkrinkelde in het hout. Nog even … nog even … dáár sloegen de vlammen uit als roode, grijpende armen. De houtstapel brandde! ’t Sint Jansfeest was begonnen! Jubelend reikten de menschen elkander de hand. Juichend en zingend dansten ze om het vuur, rijk en arm, jong en oud. Sint Jan! Sint Jan! Midzomer! Het licht had overwonnen! Het goede heerschte over ’t kwaad! Het goede won altijd! Och, ze hadden het licht zoo lief, de menschen uit de duistere middeleeuwen … Ze dansten bij het Sint Jansvuur een wilde dans. De rossige vlammen kleurden hun blijde gezichten en lange schaduwen dansten achter hen mee over de stille velden. De sterren pinkelden.
Ze dansten … Ze sprongen niet alleen om, ze sprongen door het vuur. Dat had allerlei heilzame gevolgen. Een man gooide een paardenkop in de vlammen. Het verdreef de booze geesten. De boeren dreven hun vee langs en door de vlammen. De knecht steeg op het paard en sprong er in volle galop overheen. En de jongens sprongen zoo hoog ze maar konden. Voor een brandwondje waren ze niet bang. Wie ’t hoogste sprong werd het hartelijkst toegejuicht! Zóó hoog zou het koren groeien in de komende maand. Langzaam verminderde de hitte. Een hoop gloeiende kolen bleef over. Nu kwamen de meisjes in een kring om het vuur staan. Ze hadden kransen gevlochten van St. Janskruid, korenbloemen en notenbladeren, wierpen die op de gloeiende hoop en zongen:
“Al mijn onheil
Ga verdwijnen,
Ga verkwijnen
Met dees kruiden
In de gloed…”
En ze keken goed toe of er van de krans niet één blaadje overbleef. Dan namen ze een verkoold stukje hout van de hoop en gingen stil en gelukkig heen. Dat houtje zouden ze vanavond in een papiertje onder hun kussen leggen. Dan zouden ze in de droom haar toekomstigen man zien. Wie weet, misschien bracht Sint Jan ze morgen al een vrijer… Een oud grootmoedertje heeft een apart houtstapeltje gemaakt. Zij weet nog het meest van de geheimzinnige macht van het Midzomervuur. Ze steekt haar mijtje aan met het heilige vuur en kookt er een groote pot erwten boven. Allen verdringen zich om haar, om een handjevol te krijgen. De zieke geneest er door. De gezonde wordt nog krachtiger … Het Sint Jansvuur is nu uitgebrand. Ieder neemt een handvol asch mee naar huis. De laatsten schrapen de sintels bij elkaar. Die asch werpen ze voor hun huisdeur in de lucht. Heksen zullen het niet wagen, de drempel te overschrijden. Die sintels werpen ze over ’t land. Heerlijke gewassen zullen er groeien. Dan komt de nacht, een paar uren schemering. En nog voor de zon opgaat zijn de deuren weer open en treden de menschen naar buiten. Nu is het de 24ste! Nu is het Sint Jan! De Sint Jansdauw is het beste middel tegen alle “crauwagie.” De beschaafde lieden hebben gisteravond linnen doeken uitgespreid op het gras. Ze zijn zwaar van het vocht. Nu gauw er mee naar huis, de doeken uitgewrongen in een nieuwe pot … vooral een nieuwe! … en zich met dat vocht gewasschen. ’t Maakt alle krabbelen in ’t komende jaar overbodig. De jongens en ook wel sommige groote menschen maken zooveel drukte niet. Ze ontkleeden zich en rollen zich vroolijk een poos om en om door het natte, koele gras. ’t Is de oudste en beste manier. Nu moeten ze nog de zon zien dansen. De zon viert immers ook feest vandaag. Een emmer schoon water wordt buiten gezet. ’t Water is nog in schommeling van het dragen. En ja, hoor! De zon danst! Men ziet haar “aan alle wanden, als ofte zij springende is.” Moeder heeft een blad van een noteboom geplukt en stilletjes verstopt in de linkerschoen van haar man. Hij zal haar ’t gansche jaar liefhebben en ’t zware werk voor haar doen. Dat deden alle mannen in de Middeleeuwen niet. Nu gegeten en naar dorp of stad. De heele dag is het nog feest. De schutters gaan papegaai schieten. De rederijkers geven een vertooning.
De Sint Jansvreugd is lang blijven bestaan en niet alleen de armen, ook de deftige burgers deden er aan mee. Een paar weken nadat Karel V gekroond was tot heer der Nederlanden, ontstak hij in den Haag het Sint Jansvuur en danste mee in de kring. En o, wat hebben de kerkeraden moeten vechten tegen die “groote dertelheid ende afgoderije” van “ophangen der kransen, eten, dansen ende looveren dragen,” voor ze die gehate gewoonten zagen verminderen. Er zijn menschen, die denken, dat nu alle heidensche bijgeloovigheid geheel is overwonnen. Maar ’t is niet waar! Nog hangt hier en daar het Sint Janskruid aan de balken. Kijk maar eens uit. Het beveiligt tegen ziekte, brand en onweer. ’t Verjaagt alle booze machten. ’t Heet immers “Jaagt de duivel”? Nog worden in sommige streken, vooral in ’t buitenland, op Sint Jan de klokken geluid. Wat jaagt de spoken meer angst op het lijf? En in Scandinavië, met zijn lange winters, wordt “Midsommar” nog met uitbundige vreugde gevierd om het laaiende vuur. Het wonder, de overwinning van het licht, is daar ook het grootst.
Naar J. ter Gouw.
Gerelateerde Artikelen
Het Joelfeest — betekenis, datum en gebruiken
Het Joelfeest: betekenis en gebruiken Door Joris Magusanus Inleiding Het Joelfeest behoort tot de …
Geesten en goden van Oud Oldenzaal — Samenvatting van A.G. de Bruijn
Samenvatting van ‘Geesten en goden in Oud Oldenzaal’ Een samenvatting van: A.G. de …
Boekenrecensies — Overzicht van vertalingen en werken
Boeken recensies Hieronder een overzicht van vermeldingen en vertalingen met betrekking tot de …